Gladheidsbestrijding

We strooien op:

• belangrijke toegangswegen en doorgaande fietspaden
• fietspaden die bij het fietsroutenetwerk horen
• wegen en plekken bij scholen en verzorgingshuizen

U kunt in de bebouwde kom altijd binnen 500 meter een gestrooide weg bereiken.

We strooien niet of weinig op: 

• straten waar weinig auto's rijden
• niet-doorgaande wegen in woonwijken

Op deze plekken werkt het zout niet goed. Er rijdt te weinig verkeer om het zout te verspreiden. Ook bij temperaturen onder de -7 graden werkt zout minder. Overal strooien is duur en niet goed voor het milieu.

U zorgt zelf dat de stoep bij uw woning sneeuw- en ijsvrij is. Zo helpt u mee om uw straat veilig te houden. Dit kunt u doen:

• haal strooizout en een sneeuwschep in huis
• maak samen met uw buren de stoep schoon
• gebruik winterbanden op uw auto
• kijk naar het weerbericht via KNMI, Buienradar of Sneeuwradar
• volg onze berichten via Facebook
• pas uw rijgedrag aan als het glad is

1. Controleren en meten

We volgen het weer continu. Een computersysteem en een meteodienst geven een seintje als er kans is op gladheid. We kijken dan naar:

• de temperatuur van het wegdek
• de luchtvochtigheid
• het zoutgehalte op de weg

Als het systeem een alarm geeft, gaan we meteen op pad om te strooien.

2. Strooien en sneeuwruimen

Als het glad wordt, strooien we zout. Ook als het glad is, blijven we strooien. Bij veel sneeuw gebruiken we sneeuwschuivers.

Wat doen we bij sneeuw?

We ruimen sneeuw op grote wegen. In woonwijken doen we dat niet. Dit komt door:

• smalle straten met geparkeerde auto's
• weinig verkeer, dus het zout werkt niet goed
• auto's nemen het zout mee van grote wegen naar woonwijken
• bij veel sneeuw is het lastig alles weg te schuiven.

Wat doen we bij ijzel?

Bij ijzel strooien we extra. We gebruiken dan nat zout. Dat werkt sneller. Als de bovenlaag zachter wordt, mengt het zout zich met het verkeer.