Gladheidsbestrijding

Bij gladheid zorgt de gemeente voor veilige wegen. We strooien op belangrijke plekken, vaak al vóór het glad wordt. Zo blijven toegangswegen, doorgaande wegen en fietspaden zo veilig mogelijk.

Maar niet overal wordt gestrooid. Zo strooien we niet op straten met weinig autoverkeer. Ook strooien we niet tot nauwelijks op niet-doorgaande wegen in 30-km zones. Hier werkt het zout niet goed omdat het niet goed in de weg wordt gereden. Ook bij temperaturen onder de -7 graden werkt zout minder goed. Daarnaast is het te duur en niet goed voor het milieu om overal te strooien.

Waar strooit de gemeente?

  • Belangrijke toegangswegen en doorgaande fietspaden. Fietspaden die deel uitmaken van het fietsroutenetwerk hebben voorrang.
  • Doorgaande wegen en plekken dichtbij scholen, bejaarden- en verzorgingstehuizen.
  • Het uitgangspunt is dat inwoners binnen de bebouwde kom, binnen 500 meter van hun woning een gestrooide route kunnen bereiken.

Dit kunt u zelf doen

  • Als bewoner bent u zelf verantwoordelijk voor het ijs- en sneeuwvrij houden van de stoep bij uw huis. Door samen te werken met uw buren, kunt u helpen uw straat veilig te houden. 
  • U kunt u voorbereiden door strooizout en een sneeuwschep in huis te halen.
  • Denk ook aan geschikte banden voor uw auto. Controleer het weerbericht voordat u de weg op gaat, bijvoorbeeld via KNMI, Buienradar of Sneeuwradar. Volg onze berichten op Facebook voor actuele informatie. Pas uw rijgedrag aan bij gevaarlijke weersomstandigheden.

Dit doet de gemeente

1. Strooien en sneeuwruimen

Wordt gladheid voorspeld? Dan strooien we preventief en blijven we strooien tijdens en na de gladheid. Bij langdurige sneeuwval zetten we sneeuwschuivers in.

2. Controleren en meten

We houden het weer continu in de gaten. Zo kunnen we op tijd aan de slag bij voorspelde gladheid. Een computersysteem en de meteodienst waarschuwen ons bij kans op gladheid. Er wordt hierbij gekeken naar de temperatuur van het wegdek, de luchtvochtigheid en het zoutgehalte op de weg. Als het systeem een alarm afgeeft, gaat de strooidienst op pad voor een preventieve strooiactie. 

Inzet bij sneeuw

We bestrijden sneeuw alleen op hoofdwegen, niet in de woonwijken. Dit is waarom: 

  • Woonwijken hebben vaak smalle straten met geparkeerde auto's. Dit maakt het moeilijk voor strooivoertuigen. 
  • Er is meestal weinig verkeer in woonwijken. Dit betekent dat het zout niet goed mengt met de sneeuw. Daardoor werkt het zout niet goed. 
  • Op de hoofdontsluitingswegen halen we de sneeuw zo goed mogelijk weg en strooien we zout. Auto's die over deze wegen rijden, nemen het zout mee. Zo komt een deel toch in de wijken. 

Bij veel sneeuwval kan het lastig zijn om al het sneeuw weg te schuiven. Het gestrooide zout is dan niet voldoende om alle sneeuw te laten smelten. Als het zout de sneeuw niet volledig smelt, kan het glad worden door opvriezend smeltwater.

Inzet bij ijzel

Bij ijzel zetten we extra in op strooien om een ijslaag tegen te gaan. Dit doen we met extra nat zout voor snellere dooi. Wanneer de bovenlaag zachter wordt, vermengt het zout zich met het verkeer.